"Kinderen moeten de kans krijgen om mooie herinneringen op te bouwen, ook als hun ouder in de gevangenis zit."
“Als het raampje van je veerkracht te klein wordt, ben je sneller geprikkeld en raak je helemaal uit je doen.” Ze zal het een paar keer zeggen tijdens dit interview. Want we hebben allemaal zo’n raampje, dat door omstandigheden soms te klein is geworden. Dat is zeker zo voor mensen in detentie en hun familie: ouders, partners en kinderen.
Mira Celen helpt om die raampjes weer groter maken en om zo de veerkracht van mensen te versterken. Als familiebegeleider detentie bij CAW Oost-Brabant ondersteunt ze families die te maken hebben met detentie.
Mira: Ik studeerde sociaal werk en criminologie en startte als straathoekwerker. Daarna kwam ik bij JAC van CAW terecht. Het was de opstartfase in deze regio, we hebben hier een heel fijne werking met en voor jongeren uitgebouwd. Toen ik zelf kinderen kreeg, wilde ik minder gaan werken. Tegelijk vond ik het zeer moeilijk om tegen een jongere die van huis was weggelopen, te zeggen dat ik de volgende dag niet aan het werk zou zijn.
Ik zocht een plek waar het zowel voor mezelf als voor de client oké zou zijn om niet elke dag aanwezig te zijn. Zo werd ik trajectbegeleider in de centrale gevangenis van Leuven. Daar zag ik dat mensen nooit alleen op de wereld zijn; er is altijd een context, er zijn altijd andere mensen betrokken bij detentie. Die context was vaak moeilijk in beeld te krijgen en dat intrigeerde mij. De stap naar familiebegeleiding rond detentie was een logische stap.
“Mensen zijn nooit alleen op de wereld. Er is altijd een context, er zijn altijd andere mensen betrokken bij detentie.”
Je werkt binnen Justitieel Welzijnswerk van CAW. Toch zijn er niet overal familiebegeleiders?
Mira: Binnen Justitieel Welzijnswerk (JWW) hebben de CAW een opdracht om te werken met de directe sociale omgeving van mensen in detentie. De manier waarop ze dat doen, kan in elk CAW anders zijn. Soms ligt de nadruk op de gedetineerden zelf en de noden die zij hebben ten aanzien van hun familie. Soms is het kinderbezoek extra uitgebouwd of is er een dienst familiebegeleiding. Want die directe sociale omgeving kan ontzettend worstelen als het over detentie gaat. Het is belangrijk om daar aandacht voor te hebben.
Waarmee worstelen ze dan?
Mira: Hoe kunnen ze met de situatie omgaan? Kunnen en willen ze wel naast hun partner of kind blijven staan? Wat vertellen ze de kinderen? Hoe organiseren ze hun leven …? Ze worden geconfronteerd met heel veel gemengde gevoelens. Het is normaal om niet goed te weten wat je precies voelt en wat je precies kan doen. We kunnen als familiebegeleider samen die weg bewandelen. En die weg kan heel bochtig zijn.
Hoe gaat dat concreet? Wanneer kom jij in beeld?
Mira: Dat kan op veel manieren. Zo hebben we bijvoorbeeld posters met afscheurstrookjes in de wachtzalen van de bezoekruimte in de gevangenis hangen. We zorgen er ook voor dat we goed gekend zijn bij onze collega’s die in de gevangenis werken en bij andere diensten die met families in contact komen. Maar het is mijn droom om nog vroeger in beeld te komen.
Familieleden zeggen me soms dat ze bijvoorbeeld bij een arrestatie verwacht hadden informatie te krijgen over waar zij met vragen terecht kunnen, net zoals dat bij slachtoffers gebeurt. Ik begrijp dat we de privacy van mensen heel goed moeten beschermen, maar dat betekent ook dat wij hen niet proactief kunnen bereiken. Terwijl er in die eerste fase zoveel nood is aan ontlading, aan duidelijkheid. Soms hebben mensen de mogelijkheid om aan te kloppen bij een advocaat, maar dat geldt niet voor iedereen.
“Familieleden zeggen me soms dat ze bij een arrestatie bijvoorbeeld verwacht hadden informatie te krijgen over waar zij met vragen terechtkunnen, net zoals dat bij slachtoffers gebeurt.”
Wat zou daarin helpend kunnen zijn?
Mira: We zijn nu nog vaak onbekend, zowel bij de mensen die we willen bereiken als bij professionals, zoals politie of in het onderwijs. Mensen die betrokken zijn bij delicten weten vaak niet dat er ondersteuning beschikbaar is voor hun familie. Er mag best wat meer bewustzijn komen, zodat we families en omgeving van gedetineerden sneller kunnen bereiken, op het moment dat ze dit zo nodig hebben.
Wat gebeurt er als iemand aanklopt?
Mira: Dat hangt af van het moment in het detentietraject dat ze bij ons aankloppen. In de eerste fase gaat het vaak om praktische zaken, zoals bezoekregelingen en wat ze mogen meenemen naar de gevangenis. Of ze hebben vragen over wat ze de kinderen kunnen vertellen. In een latere fase zijn die vragen breder. Mensen willen weten hoe het zit met juridische stappen, wanneer de gedetineerde kan vrijkomen en hoe ze moeten omgaan met hun eigen emoties en relaties.
Er is ook vaak behoefte aan begeleiding en ondersteuning bij het assisenproces en de verwerking van die hele ervaring, want ook dat is voor de familie een zeer stresserende periode. Het is telkens weer uitzoeken wat voor de persoon of het gezin op dat moment nodig is om weer een stapje verder te kunnen. Soms verwachten mensen een mirakeloplossing, maar we hebben geen magische staf. Wat we doen zit vaak in kleine, dagelijkse dingen, in hoe ze met de situatie kunnen omgaan en het gevoel dat ze daarbij hebben.
Je moet als familie je leven op een of andere manier toch herinrichten wanneer iemand langere tijd in de gevangenis verblijft? Dat moet een dubbel gevoel zijn: het leven gaat verder, maar lijkt tegelijkertijd stil te staan.
Mira: Dat klopt. We kijken ook mee hoe mensen hun leven kunnen organiseren, terwijl hun partner in de gevangenis zit. Dit kan gaan over praktische zaken zoals financiën en zorg voor kinderen. Hoe gaan we de huur betalen? Kunnen we hier blijven wonen? Hoe geraken de kinderen op school? Hoe combineren we het bezoek met de voetbaltraining? Hoe zien we ouderschap? Het is zoeken naar die balans tussen het onderhouden van contact met de gedetineerde en het zorgen voor de rest van het gezin.
Willen familieleden soms helemaal geen contact meer met de gedetineerde?
Mira: Ja, dat gebeurt. Sommige familieleden voelen zich zo overweldigd door de situatie dat ze het contact verbreken. We kunnen faciliteren om de verbinding tussen de gedetineerde en hun familie weer te herstellen. Dat doen we door open en eerlijke gesprekken te houden, met ruimte om de olifant in de kamer te durven benoemen: dingen die hen heel erg bezighouden, maar die ze elkaar niet vertellen, omdat ze elkaar niet willen belasten.
Door die dingen wel op tafel te brengen, voelen ze vaak toch weer die verbinding en zien ze dat ze elkaar belangrijk vinden, ook al is het onderliggende verhaal een bittere pil.
“Sommige familieleden voelen zich zo overweldigd door de situatie dat ze het contact verbreken. We kunnen faciliteren om de verbinding tussen de gedetineerde en hun familie weer te herstellen.”
Hoe werken jullie met de kinderen?
Mira: Op verschillende manieren en vaak op maat, want voor elk kind kan de nood anders zijn. We vinden het heel belangrijk dat kinderen de kans krijgen om mooie herinneringen op te bouwen, bijvoorbeeld tijdens het kinderbezoek of familiaal bezoek en dat ze dingen samen met de ouder in detentie kunnen doen. Op die manier versterken we de ouder-kind band. Zo werken we met boekjespost, waarin we papa’s vragen om een boekje uit te kiezen en voor te lezen. Dat filmen we en sturen we naar het thuisfront. Dat doen we met heel veel zorg; het uitzoeken van het boekje, de boodschap die ze precies willen brengen, de nazorg …
Soms geven kinderen dan aan dat het filmpje hen verdrietig maakte, want dat papa niet in het echt kon voorlezen. En dan proberen we dat bij een volgend familiaal bezoek te regelen: dat het boek daar ligt en dat papa het kan voorlezen. Zo wordt een pijnlijke herinnering een gewone herinnering. Daarnaast is er het individuele stuk: kinderen die we individueel spreken en vragen hoe het gaat, bij wie ze terechtkunnen, met welke vragen ze zitten, wat hen kan helpen als ze het moeilijk hebben.
Moet je kinderen informeren?
Mira: Het is met de beste bedoelingen dat ouders zeggen dat papa aan het werk of in het buitenland is, om bijvoorbeeld te vermijden dat het kind gepest zou worden, maar kinderen voelen vaak dat er iets aan de hand is.
Als we ouders dan vragen wat zij belangrijk vinden dat hun kinderen meenemen in het leven, gaat het vaak over er zijn, bij iemand terechtkunnen. Toch geven ze op dat moment eigenlijk de omgekeerde boodschap: dat kinderen moeten zwijgen als er iets aan de hand is, dat ze amper een hulplijn kunnen uitgooien. Dat is soms een spiegel voor mensen om het toch te vertellen aan de kinderen.
We bekijken dan samen op welke manier we het zo zorgzaam mogelijk kunnen doen. We maken altijd veel ruimte voor vragen. Want als je geen antwoord geeft, dan gaat de fantasie van het kind aan het werk, en die maakt het vaak veel groter en erger dan het in werkelijkheid is.
“Als je geen antwoord geeft, dan gaat de fantasie van het kind aan het werk, en die maakt het vaak veel groter en erger dan het in werkelijkheid is.”
Hoe uit zich dat dan?
Mira: Als een kind aanvoelt dat er iets aan de hand is, maar niet goed weet wat, gaat het vaak zijn eigen rol in het verhaal onderzoeken. ‘Wat heb ik gedaan. Waarom is het zo gelopen? Als ik nu gewoon braaf ben, dan gaat dat misschien niet meer gebeuren.’ Dat lijkt een rare kronkel, maar dat is wel de kronkel van een kind dat probeert te begrijpen wat er aan de hand is. Daarom is het belangrijk om er net wél over te vertellen, in hanteerbare brokjes informatie op het moment dat een kind het vraagt.
Kinderen gaan naar school, zitten in de jeugdbeweging, hebben vriendjes. Hoe kunnen ze daarmee omgaan?
Mira: Net zoals bij volwassenen draait het ook hier rond verbinding en veerkracht: hoe is het netwerk van het kind? Wie kan het in vertrouwen nemen? Mag het vertellen over de situatie? We bekijken dan samen met de ouder of het een idee is om bijvoorbeeld een leerkracht in te lichten, waar het kind in een lastig moment terechtkan. Het betekent vaak al heel veel als ze weten dat er zo iemand is. Ook dit hangt weer af van de situatie en van het kind zelf. Er zijn kinderen die het gewoon vertellen in de klas en openstaan voor vragen, maar dat is zeker niet altijd zo.
“Ik droom dat wat we doen nog meer bekend mag worden, zowel in de maatschappij als bij professionals.”
Heb je nog ideeën of dromen rond de toekomst van je werk?
Mira: Ik droom dat wat we doen nog meer bekend mag worden, zowel in de maatschappij als bij professionals. We werken momenteel aan een filmpje voor kinderen van wie een ouder in de gevangenis verblijft. Om die kinderen zelf te informeren, maar ik hoop dat het ook breder opgepikt wordt. Want families van gedetineerden zijn nog te vaak onzichtbare slachtoffers: ze worden over het hoofd gezien, schamen zich, voelen zich schuldig en raken geïsoleerd.
Tegelijk is het welzijn van hun kind of partner in de gevangenis het enige dat hen nog bezighoudt. Het is belangrijk om hen te ondersteunen en te laten weten dat er hulp beschikbaar is. Samen kunnen we hun veerkracht vergroten en hen helpen om te gaan met de uitdagingen die detentie met zich meebrengen. Samen kunnen we dat raampje weer groter maken.
Interview: Annik Verheyen