Mijn man zit in de gevangenis

Soms maken mensen fouten. Doen ze domme dingen, plegen feiten die strafbaar zijn. Wie daarvoor wordt veroordeeld, krijgt een straf opgelegd. Soms is dat een gevangenisstraf, een veroordeling die veel meer inhoudt dan puur vrijheidsberoving.

Een opsluiting in een gevangenis brengt heel wat vragen en problemen mee, ook voor wie achterblijft: partner, ouders, kinderen, vrienden.

De man van Femke (26) zit sinds enkele maanden vast. Ze vertelt hoe moeilijk het ook voor haar is.

Relatie

‘Een jaar geleden dacht ik nog dat de mooiste tijd van ons leven zou aanbreken. Ik had pas ontdekt dat ik zwanger was, mijn lief had me ten huwelijk gevraagd en we hadden nog niet zo lang geleden ons huis gekocht. Maar de realiteit bleek allesbehalve zo idyllisch. Noem het gerust een nachtmerrie. En daar lijkt maar geen einde aan te komen.’

Waar was mijn schoonzus toch?

‘Gek, Dalia is nog niet thuis, ging het door mijn hoofd. Het was vijf uur ’s nachts, en ik moest even naar het toilet. Maar echt lang heb ik niet stilgestaan bij haar afwezigheid. Ze is vast nog op stap, dacht ik, en ik kroop weer in bed. Pas toen mijn schoonzus ’s middags ook niet op haar werk opdaagde, werden mijn man en ik ongerust. Dalia logeerde sinds een paar weken bij ons thuis, sinds zij en haar vriend uit elkaar waren gegaan. Tuurlijk was ze meer dan welkom bij ons! Lode en Dalia waren twee handen op één buik en ook ik kon het heel goed met haar vinden. De avond voor haar verdwijning had ik haar nog trots nieuwe babykleertjes getoond. Ze was zo blij voor ons, ze keek er zo naar uit om tante te worden. Soms schreef ze zelfs post-it’jes waarin ze vertelde dat ze er zo naar uitkeek en dat ze die ‘papa’-fopspeen die ik pas had gekocht zo schattig vond.

Het eerste wat we deden, was haar vrienden en collega’s opbellen. Maar niemand had iets van Dalia gehoord, ook de rest van de familie niet. Haar gsm sprong meteen naar antwoordapparaat, hoewel die ’s morgens nog wel had gerinkeld. We besloten om aangifte te doen van haar verdwijning, want dit was niet normaal. Toch ging zowel Lode als ik ervan uit dat het allemaal nog wel in orde zou komen. Dat er een reden was dat Dalia niet reageerde en ze haar gsm niet opnam. We leken niet te bevatten wat er gebeurde. Het was zo onwerkelijk, zo bizar.

“Ik bleef er rotsvast van overtuigd dat ze wel zou terugkomen. Maar Dalia kwam niet terug. De uren werden dagen en de dagen werden weken.”

Dalia verdwenen, hoe kon dat nu? Ik bleef er rotsvast van overtuigd dat ze wel zou terugkomen. Maar Dalia kwam niet terug. De uren werden dagen en de dagen werden weken. Iedereen werd ondervraagd: wij, haar vrienden, haar ex-vriend, haar collega’s, de familie, maar ook de buren van het restaurant waar ze werkte en waar ze voor het laatst was gezien. Stilaan sijpelden de eerste onrustwekkende berichten binnen. Buren hadden geschreeuw gehoord ’s nachts, en iemand had een man haar gsm naast het water zien leggen. Haar handtas werd nergens teruggevonden. Toch bleven we hopen, want geen van ons wilde de harde waarheid onder ogen zien.’

Gefaald als grote broer

‘Een maand later zat ik thuis wat op mijn gsm te surfen. Ik was ziek en Lode lag in bed te bekomen van een zware shift. Ik las dat er een lichaam was gevonden in het water, op een kilometer van de plek waar Dalia werkte. Zij was het, dat wist ik zeker. Meteen maakte ik Lode wakker, die zag dat de politie hem inderdaad een paar keer had proberen te bellen. Het was de eerste keer in weken dat hij zijn gsm op stil had gezet. Dalia was dood, bevestigden ze. Verdronken. Maar haar overlijden bleef verdacht. Het geschreeuw ’s nachts, de handtas die niet werd teruggevonden en de gsm die door een vreemde aan de kant was gelegd: volgens de politie allemaal aanwijzingen dat ze er niet zelf voor had gekozen om uit het leven te stappen.

Het was een enorme klap voor ons allemaal. Alle hoop die we hadden om haar nog terug te zien, was in één klap vervlogen. Tuurlijk wisten we dat die kans alsmaar kleiner werd, maar toch bleven we hopen op een goede afloop.

De dood van Dalia kwam hard aan, vooral bij mijn man. Lode had het gevoel dat hij zijn taak als grote broer niet had volbracht, dat hij zijn zus tekort had gedaan. Hij vond dat hij haar had moeten beschermen. Ook al begreep hij wel dat hij er eigenlijk niets aan kon doen, het schuldgevoel waarmee hij kampte, was enorm. Ik probeerde er te zijn voor hem, want ik zag dat hij het moeilijk had.’

“Hoe kon hij nu gelukkig zijn, terwijl Dalia er niet meer was? Zeker toen we een maand later de trotse ouders van een meisje werden, knaagde dat schuldgevoel enorm.”

Toch een mooie trouwdag

‘Lode nam ontslag op zijn werk en bleef een tijdje thuis. Hij had ruimte nodig. Tijd om te bekomen. Maar ondanks alle verdriet ging ons leven verder. We konden niet anders: over een paar maanden zouden we een dochter krijgen en onze trouwdatum lag al een jaar vast. We hebben getwijfeld, maar kozen dan toch om te trouwen op de oorspronkelijke datum. Drie maanden na Dalia’s overlijden zijn we getrouwd. De afwezigheid van Dalia was pijnlijk voelbaar, maar het werd alsnog een mooie dag. Een bescheiden feest bij ons thuis werd het, want ik was ook acht maanden zwanger. Het was niet het feest waar we ooit van hadden gedroomd, maar Lode en ik genoten. Toch was net dat de reden dat mijn man zich schuldig voelde. Hoe kon hij nu gelukkig zijn, terwijl Dalia er niet meer was? Zeker toen we een maand later de trotse ouders van een meisje werden, knaagde dat schuldgevoel enorm. Lode wist dat Dalia niet liever gewild zou hebben dan dat hij gelukkig was, maar dat hielp hem niet. Hij bleef zijn best doen voor Fleur én voor mij, was een ongelooflijk lieve papa, die alles deed wat hij kon. Maar zijn verdriet om Dalia bleef knagen.’

‘Lode is dom geweest’

‘Op een avond, toen we thuis de kerstboom aan het versieren waren, dronk Lode een paar pintjes. Ik was daar boos om, want Lode was vroeger alcoholverslaafd en we wisten allebei dat alcohol dan geen goed idee is. Maar hij suste me. Dat het er toch maar een paar waren. En toen, opeens, zonder dat ik het besefte, was hij weg. Gaan slapen, dacht ik eerst, maar hij lag niet in bed. Plots zag ik dat de auto weg was. Lode had al vaker lastige dagen gehad, en dat vond ik ook normaal. Maar deze keer had ik niets aan hem gemerkt. Uren later was hij nog steeds niet thuis.

’s Morgens, om zes uur, belde hij me op: dat hij er genoeg van had, dat hij zelfmoord wilde plegen. In paniek belde ik de hulpdiensten, maar die moesten uiteraard weten waar hij was. “Bij zijn papa misschien?” zei ik, maar daar was hij niet. Hij zat op het kerkhof, bij zijn zus. Even later kwam zijn mama hier aan: dat Lode haar had gebeld. Dat hij dom was geweest. Ik slikte. In al zijn verdriet, boosheid en frustratie had Lode zich willen wreken voor de dood van Dalia. Iemand moest boeten voor alle pijn die Dalia was aangedaan. En die iemand was de vroegere buurman van het gezin, die Dalia een tijdlang had misbruikt als kind en daar ook voor veroordeeld was. Hij was zijn huis binnengedrongen, naar de slaapkamer gegaan naast die waar de vroegere buurman en zijn vrouw lagen te slapen, en had de matras in brand gestoken in de hoop dat het huis plat zou branden. De rest van de nacht had Lode rondgedwaald: naar de plek waar Dalia was gevonden, naar het kerkhof, naar de plek waar ze voor het laatst was gezien. Alles in een roes van alcohol en verdriet. Een rampzalige combinatie, zo bleek.’

“Ik kon maar niet vatten wat Lode had gedaan. Lode, míjn Lode, dat kon toch niet? Die lieve, zachte man die altijd voor me klaarstaat?”

Gehuild, gehuild, gehuild

‘Ik kon maar niet vatten wat Lode had gedaan. Lode, míjn Lode, dat kon toch niet? Die lieve, zachte man die altijd voor me klaarstaat? Daar zat ik, met onze dochter van vier maanden. Ik heb gehuild, gehuild, gehuild. De dagen die volgden, beleefde ik in een waas. Mijn gsm stond geen moment stil, want iedereen wilde weten wat er was gebeurd en hoe het met me ging. Zelfs mensen die ik jaren niet meer had gezien of gehoord, wilden er het fijne van weten.

Al waren sommigen ook heel lief, en steunden ze me. Want ook al stond mijn foto niet in de krant, ik had het gevoel dat ook ik werd veroordeeld. Dat overal waar ik kwam, mensen me bekeken. Alsof iedereen wist wie ik was en wat mijn man had gedaan, hoewel dat wellicht helemaal niet zo was.

In ons huis bleef de tijd stilstaan. De kerstlampjes die Lode die bewuste avond aan het ontwarren was, bleven onaangeroerd op tafel liggen. De plek naast me in bed bleef leeg. Lode bleef weg. En ik, ik stond er plots helemaal alleen voor. Ik was verdrietig, maar ook heel boos. Hoe kon Lode me dit aandoen?’

“Lode weet dat ik nog steeds boos ben, teleurgesteld, maar dat probeer ik niet te erg te laten merken als ik hem zie.”

Hij heeft spijt, ik blijf teleurgesteld

‘De eerste keer dat ik mijn man ging bezoeken in de gevangenis, was zo irreëel. Lode paste daar niet, hij hoorde er niet thuis. Het was ook de laatste plek waarvan ik had gedacht dat ik mijn man er ooit zou moeten bezoeken. Onze gesprekken vinden sindsdien plaats in een zaal met allemaal andere gedetineerden, de cipiers staan er naast ons tafeltje of lopen er rond. Van privacy is geen sprake, want de kans om een privékamer te reserveren kregen we nog niet. Eén of twee keer per week ga ik langs bij hem, maar het blijft moeilijk. De vele controles, het geluid van de deur die achter me dichtslaat, de koele sfeer die er hangt: ik kan er niet aan wennen.

Toch probeer ik van mijn bezoeken het beste te maken. Lode weet dat ik nog steeds boos ben, teleurgesteld, maar dat probeer ik niet te erg te laten merken als ik hem zie. Dan wil ik genieten van de korte tijd die ik bij hem kan zijn, van de paar uur die hij met zijn dochter kan doorbrengen. Die boosheid hou ik voor thuis, voor mezelf.

In brieven vertelt hij me hoeveel spijt hij heeft. Dat hij wilde dat hij de tijd kon terugdraaien, en belooft hij te werken aan zichzelf. Hij beseft dat hij het nooit zover had mogen laten komen. Dat hij zijn verdriet anders had moeten aanpakken. Nu is hij gelukkig in therapie, en ik merk dat hij vooruitgang boekt. Dat maakt me blij.’

Poging tot moord

‘Nuchter zou Lode zoiets nooit gedaan hebben, dat weet ik zeker. Maar hij heeft het wel gedaan. En daar draagt niet alleen hij de gevolgen van. Poging tot moord is geen lichte aantijging. Daar staan zware straffen op, ook al kan ik ergens begrijpen waarom hij het heeft gedaan. Maar tegelijkertijd is geen enkel excuus goed genoeg voor wat hij heeft gedaan. Of dat vind ik toch niet. Las ik tussen de Facebookreacties op krantenartikels over hem hoe mensen begripvol reageerden en zeiden dat hij gelijk had, dan werd ik boos. Lode had geen gelijk. Hij mocht dat niet doen. Hij heeft zijn, onze, maar vooral de toekomst van onze dochter op het spel gezet. Had hij ook maar héél even écht aan ons gedacht, dan had hij het niet gedaan. We hadden het allemaal moeilijk met het verlies van Dalia. We missen haar allemaal enorm.’

Onzekere toekomst

‘De afgelopen maanden ben ik door een hel gegaan. Plots stond ik er alleen voor, moest ik alles in mijn eentje zien te rooien. De zorg voor Fleur, het huishouden, de rekeningen – al doen zijn én mijn familie hun uiterste best om me te steunen. Ze passen op onze dochter, helpen in het huishouden, steunen me zelfs bij het halen van mijn rijbewijs. Ook mijn vriendinnen proberen mijn zinnen af en toe te verzetten.

“Want hoe graag ik hem ook zie, ik heb geen idee hoe we hieruit gaan komen. Onze relatie is herleid tot brieven, telefoontjes en korte bezoeken van een paar uur.”

Toch heb ik er even genoeg van, van alle miserie: ik verlang zo naar rust. Het afgelopen jaar verliep met zoveel ups en downs, en de onzekerheid over wat er met Lode gaat gebeuren, maakt me bang. Moet hij nog lang in de gevangenis blijven? Of krijgt hij een enkelband? Vindt hij ooit opnieuw werk? En wat gebeurt er met onze relatie? Want hoe graag ik hem ook zie, ik heb geen idee hoe we hieruit gaan komen. Onze relatie is herleid tot brieven, telefoontjes en korte bezoeken van een paar uur. Het contrast met vroeger kon niet groter zijn. Maar ook ik ben veranderd: ik ben zoveel sterker geworden, sta zelf versteld hoeveel kracht in me heb. Ik kan zoveel meer dan waartoe ik ooit dacht in staat te zijn. Maar wat de toekomst brengt? Ik weet het niet. Het leven heeft me geleerd dat ik zulke dingen niet kan voorspellen. Ik zie wel wat er gebeurt, dag per dag.’

________________________________________________________________________

Wie helpt je als je man in de gevangenis zit?

Je kan terecht bij een CAW in je buurt, we bieden hulp en begeleiding, zowel aan verdachten en veroordeelden in detentie als aan familie en andere naastbestaanden van mensen die in de gevangenis verblijven. We helpen je gratis en discreet.

_________________________________________________________________________

Artikel obv interview van Lies Van Kelst – Flair magazine.
Femke krijgt hulp van de familiebegeleider van justitieel welzijnswerk van CAW Oost-Brabant.
De namen zijn fictief – het verhaal is echt.