"Wij gaan de maatschappij niet veranderen, maar we kunnen jongeren wel weerbaarder maken of ermee leren omgaan."
Ze kennen de vragen, de vaak complexe situaties van jongeren én de structuren waartegen ze soms botsen. Ze proberen er ook een antwoord op te formuleren. De ene meteen aan de telefoon, als zo’n jongere of een gezin in crisis is, de ander beleidsmatig met een blik die ook kijkt naar maatschappelijke vraagstukken zoals mentaal welzijn, dak- en thuisloosheid en armoede.
Wat kunnen we als CAW betekenen voor jongeren en hun gezinnen? En hoe belangrijk is het om dat samen met partners te doen? Een gesprek met Pom Cattoor, themaverantwoordelijke crisishulp en Alain Slock, inhoudelijk directeur, van CAW Oost-Vlaanderen.
Alain: “Het beeld leeft nog vaak dat JAC er vooral is voor jongeren die een luisterend oor nodig hebben, maar het jongerenaanbod van CAW is veel meer. Wat ons uniek maakt is dat wij jongeren au sérieux nemen als een volwaardige, autonome hulpvrager, zoals het trouwens ook in het kinderrechtenverdrag staat. Dat doen we al meer dan twintig jaar, maar het blijft een zeer krachtig uitgangspunt. En ik denk dat je wel mag zeggen dat we ondertussen ook een belangrijke partner zijn voor wie jongeren wil ondersteunen in deze complexe wereld.”
Hoe gaat het eigenlijk met onze jongeren?
Pom: “Wij zien vaak de jongeren die het zeer moeilijk hebben, dus ons beeld is wat vertekend. Toch durf ik zeggen dat het niet echt goed gaat. We krijgen in het crisismeldpunt steeds meer aanmeldingen. De reguliere hulp is volzet, waardoor situaties vaak complexer worden. Ook bij eerstelijnspsychologen zijn er al terug wachtlijsten, ondanks de recente investeringen. Mensen geraken niet tijdig aan de juiste hulp, waardoor ze in nog meer ingrijpende situaties terechtkomen. Dat geldt trouwens zowel voor jongeren als voor volwassenen.”
“We ontmoeten heel wat jongeren die met heel wat issues zitten. Eén op de vijf van de mensen die wij opvangen in onze daklozencentra is jonger dan 25 jaar.”
Alain: “We ontmoeten heel wat jongeren die zowel op sociaal en financieel vlak als rond huisvesting met heel wat issues zitten. Eén op de 5 van de mensen die wij opvangen in onze daklozencentra is jonger dan 25 jaar, 1 op de 5 leefloners in Gent is jonger dan 25 jaar. Dat zijn hallucinante cijfers over een heel kwetsbare doelgroep. Die transitieleeftijd, ruim gerekend tussen 16 en 25 jaar, is een cruciaal moment. Daar kan je als organisatie een grote rol spelen om te vermijden dat ze in structurele armoede of dakloosheid terechtkomen, zoveel schulden opbouwen waar ze nog moeilijk vanaf geraken of een aantal bruggen met hun sociaal netwerk opblazen en dat de rest van hun leven gaan beklagen. Daar ligt voor mij de kracht van het jongerenaanbod van CAW: we zetten generalistisch in op een breed aanbod met aandacht voor preventie en vroegdetectie.”
Pom, in het crisismeldpunt komen die verhalen rond jongeren die het moeilijk hebben wel meteen binnen.
Pom: “Als je hier permanentie hebt, kan het zijn dat je 15 verschillende, zeer schrijnende verhalen te horen krijgt. Ouders die bellen dat het thuis niet meer gaat, een kind dat niet luistert, nieuw samengestelde gezinnen waar het wringt, zware conflictsituaties, agressie, geweld, misbruik of suïcidedreiging. We krijgen op het einde van het schooljaar vaker oproepen rond eergerelateerd geweld; meisjes die het niet zien zitten om met hun familie mee op vakantie te gaan uit vrees voor bijvoorbeeld een gedwongen huwelijk. In Vlaams-Brabant en Brussel zien we veel vragen rond de problematiek van niet-begeleide minderjarigen. Zodra ze 18 jaar en geregulariseerd zijn, valt de ondersteuning vaak plots weg. In Antwerpen krijgen we ook vragen rond drillrapbendes.”
“Als je hier permanentie hebt, kan het zijn dat je vijftien verschillende, zeer schrijnende verhalen te horen krijgt.”
Dat zijn heel diverse situaties. Vanaf welk moment praat je dan over een crisissituatie?
Pom: “Wat wel of geen crisis is, of hoe zwaar het precies is, is geen afweging die wij maken. Het gaat over een onevenwicht tussen draagkracht en draaglast. Mensen moeten het ervaren als een crisis en het hoeft niet altijd zo erg te zijn. Wij doen een uitgebreide vraagverheldering en bekijken welke hulp we daaraan moeten koppelen. Liefst van al is dat de minst ingrijpende hulp, maar uiteraard ook de gepaste vorm van hulp. Het is altijd een beetje zoeken wat er hier en nu kan helpen.”
Een van die hulpvormen is crisisbegeleiding aan gezinnen, waar Vlaams minister Hilde Crevits eerder dit jaar extra geld voor heeft vrijgemaakt.
Alain: “Met het geld kunnen we jongeren en gezinnen in crisis beter helpen, met onder andere mobiele, intensieve en kortdurende hulp in de gezinnen zelf. Want kinderen en jongeren die niet in de jeugdhulp thuishoren, willen we daar zoveel als mogelijk uithouden.”
Pom: “Want er zijn gezinnen in crisis waar de veiligheid van de kinderen in gevaar is, maar waar dat niet specifiek ligt aan de opvoedingsrelatie tussen de ouders (*) en de kinderen. Er zijn in die gezinnen wel problemen op het niveau van de ouders zelf: relationele problemen, familiaal geweld tussen partners, hoog conflictueuze scheiding, dreigende dakloosheid of onhygiënische leefomstandigheden bijvoorbeeld.“
Alain: “Er moet dan gewerkt worden aan die psychosociale, materiële of relationele crisis. Crisishulp aan gezinnen is crisisbegeleiding al dan niet gekoppeld aan crisisopvang voor een gezin of deel van het gezin – als het bijvoorbeeld gaat over intrafamiliaal geweld – liefst in de eigen regio, zodat de gevolgen voor de kinderen minimaal zijn. Zo vermijd je dat er een breuk komt met de ouders, vermijd je jeugdhulp, maar zorg je er ook voor dat kinderen niet uit hun omgeving worden weggehaald en niet meer naar school kunnen gaan.“
“Wij bieden geen wonderoplossing, maar een crisis kan wel een kantelpunt zijn, een moment tot verandering.”
Wat doen jullie dan precies?
Pom: “We brengen de situatie eerst goed in beeld en bekijken wat doelstellingen kunnen zijn, waar er prioritair aan gewerkt moet worden. Het gaat over mensen ruimte geven en terug in communicatie brengen: ‘Wat zou in deze crisissituatie hier en nu het beste helpen? Welke methodieken zijn er nodig? Welke gevoeligheden zijn er?’. We gaan aan de slag met concrete doelstellingen: hoe kunnen we bijvoorbeeld minimale afspraken maken rond naar huis komen en rond huishoudelijke taken, hoe kunnen we agressie vermijden? Wij bieden geen wonderoplossing, maar een crisis kan wel een kantelpunt zijn, een moment tot verandering.”
Dat lijkt me een intensieve manier van werken, die zeer confronterend kan zijn.
Pom: “Een crisis betekent beweging en verandering, het moet vooruitgaan. Er zijn modules waar wij gezinnen 6 tot 8 uur per week zien, 4 weken lang. Dat is een korte, maar zeer intensieve periode. Tegelijk mag het ook niet te lang duren, noch voor de crisisbegeleiders, noch voor de gezinnen zelf. Want het gaat vaak om zeer intensieve gesprekken en dat vraagt langs beide kanten veel energie.”
Die extra investeringen in de jeugdhulp zijn er gekomen na noodkreten uit de sector. Zit in dat signaleren een belangrijke taak van CAW?
Alain: “Ik vind het onze rol om de vinger aan de pols te houden in wat er gebeurt in de maatschappij om te signaleren en zo problematieken te helpen voorkomen. We weten bijvoorbeeld uit onderzoek dat er een verband is tussen een paar jaar in de cel zitten en in de armoede belanden. Jongeren die een jeugdinstelling verlaten, lopen een verhoogd risico om in de criminaliteit te belanden en hebben dus een verhoogd risico op armoede en om dakloos te worden. We gaan nooit kunnen vermijden dat jongeren die een carrière in de jeugdzorg meemaken kwetsbaar zijn. Maar we kunnen als CAW wel mee kijken of we het verschil kunnen maken. Kunnen we bijvoorbeeld acties opzetten om risicodoelgroepen vroeger in het vizier te krijgen, hen beter te informeren, er een relatie mee op te bouwen?“
Dan gaat het ook over preventie en maatschappelijke verandering?
Alain: “Preventie, signalering en innovatie zijn drie elementen van hetzelfde verhaal. We hebben heel wat expertise in huis, zitten in heel wat netwerken en zijn zo een interessante partner om inderdaad maatschappelijke verandering in gang te zetten, maar wel altijd gebaseerd op cijfers en onderzoek. Ik geef een voorbeeld. Een groot deel van LGBTQI+ jongeren is al slachtoffer geweest van geweld. Dat blijkt uit een onderzoek van TIP (Transgender Infopunt) op vraag van minister Bart Somers. Een heel groot deel van die jongeren aanvaardt dat niet, maar conformeert er zich wel naar. Ze gaan geen klacht indienen of hulp zoeken, want ze internaliseren dat: ‘Ik ben anders, ik kleed mij ook anders, het is normaal dat ik dan reacties krijg.’ Het suïcidecijfer bij deze jongeren ligt ook hoog.
Wij gaan als JAC of CAW de maatschappij die hard is niet veranderen, maar we kunnen jongeren op zijn minst wel weerbaarder maken of ermee leren omgaan. We zouden bijvoorbeeld materiaal kunnen ontwikkelen om de aangiftebereidheid te verhogen, of om hen weerbaarder te maken of safe spaces creëren. Als je zo onze expertise op het vlak van jongeren en op het vlak van omgaan met geweld samenbrengt in partnerschappen met TIP en Cavaria, dan kan je echt wel iets betekenen.”
‘Samen maakt sterker’ zit dan ook in die netwerken, zowel intersectoraal als met lokale besturen?
Alain: “We zitten in heel wat netwerken en maken zo verbinding met onder andere geestelijke gezondheidszorg en crisishulp. We hebben heel wat expertise rond verschillende thema’s: wonen, slachtofferschap, intrafamiliaal geweld, precair verblijf … Daarnaast hebben we als CAW de kracht om lokale noden, aangestuurd in lokaal sociaal beleid te verbinden met bovenlokale, soms gespecialiseerde tendensen en initiatieven. Dat maakt ons een interessante partner. De OverKop-huizen zijn daar een goed voorbeeld van. Hier kunnen we echt een liaison zijn tussen de ambitie van een lokaal bestuur en andere spelers op het terrein.”
“We moeten volop onze schouders zetten onder de Overkop-huizen, om jongeren als volwaardige hulpvrager daar te ontmoeten, op een plek waar ze terecht kunnen met al hun vragen.”
Voor de OverKop-huizen zijn het wel vaak lokale besturen die aan zet zijn. Zij beslissen met welke partners ze samenwerken.
Alain: “En daar vinden ze in JAC en CAW een interessante partner. Er zullen op korte termijn 60 OverKop-huizen zijn in Vlaanderen. Meer nog dan een luisterend oor, bieden we daar tijd, ruimte en een veilige plaats voor jongeren. Ik denk dat wij daar als CAW ten volle onze schouders moeten onder zetten om jongeren als volwaardige hulpvrager daar te ontmoeten, op een plek waar ze terecht kunnen met vragen rond mentaal welzijn, maar ook rond relaties, seksualiteit en identiteit.
Een OverKop-huis mag geen gepimpt jeugdhuis worden, waar ze snel een psycholoog bij zetten, maar gaat voor mij over een netwerk waar alle partners, over eerste, tweede en derde lijn heen, elkaar zouden kunnen ontmoeten. Waarom zou er niet af en toe een kinderpsychiater aanwezig zijn? Niet alleen voor jongeren, maar ook voor onze eigen medewerkers om advies in te winnen? Onze hulpverleners aan de chat, krijgen bijvoorbeeld vaak vragen over automutilatie en suïcide. Hoe interessant zou het zijn als ze regelmatig kunnen afstemmen met een expert? En als ik mag dromen: waarom zouden we niet naar dezelfde geïntegreerde huizen voor volwassenen gaan? De krachten bundelen en zo mensen en bij uitbreiding die hele maatschappij sterker maken?”
(*) Als we schrijven ‘ouders’, bedoelen we zowel ouders als andere opvoedingsverantwoordelijken.
Beeld: Freepik
Interview: Annik Verheyen